Meer achtergrond informatie over Leonardo da Vinci en een vervolg op ‘De Drijfveer van Da Vinci’
Sigmund Freud, Leonardo da Vinci: a study in Psychosexuality
Voorop gesteld heeft Freud, volgens mij een enigszins dubieuze maar ook komische redenering gevolgd. Opmerkelijk is overigens wel dat een dergelijke dubieuze verklaring het beeld in stand blijft houden dat Leonardo da Vinci een homoseksueel was. Echter hier is het harde bewijs niet voor gevonden.
Freud geeft aan dat Leonardo’s interesse verschuift van wetenschap beoefenen ten dienste van zijn artistieke en creatieve werk tot een interesse die meer gebaseerd is op wetenschap zelf. Leonardo deed veel experimenten in zijn laboratorium, Freud vond dan ook dat Leonardo’s werk veel op die van alchemisten lijkt.
Freud geeft als verklaring voor het verschuiven van Da Vinci’s interesse, van kunst naar wetenschap, aan dat deze verschuiving te maken heeft met Leonardo’s grote drang naar perfectie. Perfectionisten maken volgens Freud hun werk vaak niet af. Zo maakte Leonardo, naast zijn schilderijen, veel wetenschappelijke projecten niet af. Dit heeft volgens Freud te maken met het feit dat perfectionisten nooit tevreden zijn.
Leonardo is nooit gehuwd en is ook nooit gezien met een vrouw aan zijn zijde. Wel was Leonardo vaak omgeven door knappe jonge mannen. Deze werden volgens Freud geselecteerd op hun schoonheid en niet zo zeer op hun artistieke of wetenschappelijke capaciteiten. Freud geeft aan dat Leonardo, net als alle artiesten naar zijn impulsen en emoties luistert en niet zo zeer naar zijn cognities. Freud gelooft Leonardo dan ook niet wanneer hij zegt dat je eerst iets moet bestuderen om er van te kunnen houden. Freud zegt dat Da Vinci wel gepassioneerd was, maar dat hij deze passies omzette in kunst en onderzoek. Dit is dan ook de bekende sublimatie theorie van Freud. Freud zegt dat dit niet erg is, veel mensen hebben seksuele passies die ze in hun werk kwijt raken. Freud gebruikt hier het begrip libido voor, dit is beschikbare energie die een mens vrijuit kan gebruiken. Maar, zegt Freud, het libido is primair voor seksuele zaken is. Zo zijn er mensen die deze energie uit hun bekken halen en deze energie naar hun hoofd trekken, om er vervolgens andere zaken mee te doen.
Kinderen zijn nieuwsgierig, Da Vinci was dit ook. Deze nieuwsgierigheid zorgt er voor dat de beschikbare energie, oftewel het libido, zijn weg kan vinden in intellectuele zaken zoals bijvoorbeeld het doen van kleine onderzoekjes of zelfs het bedrijven van serieuze wetenschap. Op deze wijze kunnen seksuele zaken vermeden worden.
Freud komt tot de conclusie dat Leonardo da Vinci een homoseksueel was die niet seksueel actief was, oftewel een latente homoseksueel. Hij komt tot deze conclusie, doormiddel van een aantal argumenten. Ten eerste omdat Vasari, een tijdgenoot en biograaf, eens had gezegd dat hij niet uitsloot dat Leonardo een homoseksueel zou kunnen zijn. Verder interpreteerde Freud een herinnering van Da Vinci, die volgens Freud een droom moest zijn, als logische verklaring dat Da Vinci een latente homoseksueel was. Freud deed dit op basis van een ‘vulture’ die de baby Leonardo een aantal keren met zijn staart op zijn lippen raakte. Deze ‘vulture’ (engels woord) is een vogel, en deze staat, volgens Freud, om meerdere redenen symbool voor moederschap. Vogels staan, volgens Freud, op haar beurt symbool voor ‘seksualiteit’. Leonardo was opgevoed door zijn moeder, maar zijn vader was tijdens zijn jeugd afwezig. Vandaar dat Freud van mening was dat Da Vinci op deze wijze aan het fantaseren raakte. Vervolgens laat Freud zijn beruchte ‘oedipus complex’ los op de figuur van Leonardo da Vinci. Alleen Da Vinci had geen ‘concurrent’ aan zijn vader, en op deze wijze kon hij een (geestelijke) erotische relatie met zijn moeder beginnen. Dit leidt volgens Freud tot homoseksualiteit, hetzij bewust hetzij onbewust of latent.
Verder komt Freud tot de conclusie dat de Mona Lisa een hele demonische glimlach heeft. Volgens Freud hebben alle andere vrouwen, die door Da Vinci zijn geschilderd, zeer merkwaardige glimlachen. Ook vindt Freud dat de door Da Vinci geschilderde vrouwen erg jongensachtig zijn afgebeeld. Dit ondersteunt Freud’s gedachte dat Da Vinci een latente homoseksueel zou zijn.
Leonardo da Vinci was volgens Freud niet religieus, omdat Da Vinci vaak tegen het dogmatische Christendom afzette. Zo schilderde Da Vinci heiligen met menselijke emoties. Dit was in de tijd van het begin van de Italiaanse Renaissance erg ongebruikelijk.
Kortom Freud zag de drijfveer van Leonardo Da Vinci niet voort komen uit een religie. Freud kaartte aan dat Da Vinci zijn drijfveer zich eerst manifesteerde in schilderkunst, met behulp van wetenschap en dat Da Vinci’s drijfveer zich later ging manifesteren in wetenschap als grootste interesse. Als drijfveer, in dit geval dus een zeer onbewuste, noemde Freud impliciet; dat Da Vinci een latente homoseksueel was die zijn energie uit zijn seksuele driften haalde en deze transformeerde tot het beoefenen, overigens in excellente vorm, van kunst en wetenschappelijke ontdekkingen.
Echter Freud zijn sterkste argument is gebaseerd op de biograaf ‘Vasari’. Deze vertelde dat hij het niet uitsloot dat Leonardo een al dan niet latente homoseksueel zou zijn geweest.