Leonardo da Vinci had een aantal leermeesters. Zo had Leonardo ook een groot voorbeeld; Leon Battista Alberti, deze was de eerste Uomo Universalis. Hij leerde veel van Alberti, door hem in zekere mate te kopiëren. Bij Balanced Mind willen wij mensen ook uitnodigen om een (of meerdere) excellente Uomo Universalis en of Uomo Singalore als voorbeeld te nemen!
De ‘pest’ had er voor gezorgd dat een groot deel van de bevolking was gestorven. Dit zorgde voor veel twijfel van rijke families in het heersende christendom. Deze rijke families gingen nu niet alleen meer in de kerk investeren, maar ook in de wetenschap. Op deze manier kwam er een beweging op gang die zelf leerde denken, en niet meer afhankelijk was van de kerk. Dit denken was voor een groot deel gebaseerd op de idealen van de Klassieke Oudheid.
Leonardo was leerling bij Verrorchio en later was hij in dienst bij de Lorenzo de Medici Il Magnifico. Bij Lorenzo was Leonardo in het gezelschap van veel wiskundigen, filosofen en kunstenaars. Later trede Leonardo toe bij het genootschap van Sint Lucas, dit was een gilde voor apothekers, artsen en kunstenaars. Hier begon Leonardo met zijn anatomisch onderzoek, wat toen strikt verboden was door de kerk. Zodoende was Leonardo lang voor dat de medische wetenschap zich in de anatomie ging verdiepen al reeds op de hoogte van de menselijke anatomie.
Leo X, uit de familie van de Medici werd paus en Leonardo kreeg een klein beetje steun door de kerk doormiddel van zijn beschermheer Ludovica Sforza. Toen deze paus gestorven was kreeg Leonardo geen steun meer van de kerk, deze kon zijn geesteshouding van nieuwsgierigheid en vernieuwing niet gebruiken in het Vaticaan. Deze houding betekende een bedreiging voor de middeleeuwse maatschappij, die gekenmerkt werd door de zekerheid dat kennis voor altijd door God was vastgesteld. Dit stond lijnrecht tegenover het nieuwe gedachtegoed van het begin van de renaissance, namelijk dat er maar een zekerheid zou zijn, en dat is die van de onzekerheid.
De laatste beschermheer van Leonardo da Vinci was de koning Frans I van Frankrijk. Leonardo kreeg een kasteel en mocht hier doen wat hij wou, in ruil daarvoor wou de koning met Leonardo kunnen converseren over de meest uiteenlopende zaken. Leonardo was dan ook een goeie denker, en was op deze manier een raadsheer en filosoof voor de koning.
Leonardo da Vinci zag dat zijn grote droom, namelijk om al zijn kennis tot een geheel te maken, niet te realiseren zou zijn. Simpel omdat Leonardo wist dat hij zou sterven.
De biograaf Vasari zei dat Leonardo nooit Godsdienstig was, maar een diep geestelijk leven leidde.
Leonardo zei dan ook in zijn laatste dagen dat hij zich wou verontschuldigen tegenover God en de mensen, en wel om de reden dat hij zoveel werk ongedaan had gelaten. Toch schreef hij dat hij altijd door zal gaan, en dat hij nooit te moe zou worden om nuttig te zijn. Michael J. Gelb zegt dat de drijfveer van Leonardo da Vinci was dat hij zocht naar schoonheid en waarheid. Dit deed hij door alles uit zoveel mogelijk perspectieven te bekijken. Leonardo´s insteek was dat hij wilde leren van ‘de ervaring’ en niet zo zeer van ‘de theorie’. Hij vond dan ook dat ‘de ervaring’ de ware meester was. Want, al onze kennis had volgens Leonardo zijn oorsprong in onze waarnemingen.
Leonardo was een vegetariër, hij hechte zich niet aan materie en hij had vele boeddhistische overpeinzingen zoals `de leegte heeft geen middelpunt´. De vraag die Michael J. Gelb stelt is, hoe kwam Da Vinci aan deze kennis? Er werd beweerd dat hij in het verre Oosten was geweest, maar daar zijn geen bewijzen voor gevonden. Ook had Leonardo de gedachtegang dat elk deel de elementen van het geheel bevatten.